Apprendre le néerlandais > Cours & exercices de néerlandais > test de néerlandais n°26833 : Test de niveau - Grammaire et conjugaison

	> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : \| Mélanges \| Tests de niveau [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Révision cours débutants (1ère partie) - Bilan N°1 - Bilan N° 2 - Révision cours débutants (3ème partie) - Test de niveau : Verbes d'action - Révision cours intermédiaire (1ère partie) - Révision cours intermédiaire -(2ème partie) - Préparation BAC-Texte 1-Prix du paysage du Conseil de l'Europe
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Test de niveau - Grammaire et conjugaison

Bonjour !

Si vous n'avez jamais étudié le néerlandais, inutile de faire ce test. Suivez simplement le guide de travail et complétez votre étude avec les exercices.

Par contre, si vous voulez tester vos connaissances, répondez aux questions. Il s'agit d'un questionnaire à choix multiple qui porte principalement sur la grammaire et la conjugaison étudiées dans la première partie du cours (pour débutants).

C'est un peu long, mais prenez tout votre temps. Comptez une vingtaine de minutes pour effectuer tout le test. Vous pouvez le faire en plusieurs fois en cliquant sur "sauvegarder" (au-dessus de la 1re question, en étant membre du club).

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Test de niveau - Grammaire et conjugaison" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Wat mooie jurk !

2. kleine huis.

3. Ik drink melk.

4. De spelen in de tuin

5. Ik heb twee ontvangen.

6. De zijn gesloten.

7. Een kleine jongen is een

8. Een kleine boom is een

9. Een kleine tram is een

10. Dit meisje zingt goed; heeft een mooie stem.

11. Ik heb een cadeau gegeven. (à ma sœur)

12. Jan ? Ik heb opgebeld.

13. Het huis

14. Mijn schrift.

15. Een boek

16. De secretaresse werkt dan de directeur.

17. Een brood is dan een stokbrood.

18. Ons huis is het van het dorp.

19. Staan boeken op de kast ?

20. Die zaak ? Hij spreekt

21. Zijn vraag ? Ik heb geantwoord.

22. Morgen ik naar Oostende.

23. Vandaag hij thuis

24. Gisteren de kinderen in de tuin.

25. Ze hebben een taart

26. Ze zullen morgen

27. Ik zou dat willen

28. Het is regenen.

29. Het dorpje is veranderen.

30. Vader zit een krant lezen

31. Het veel geregend.

32. hij vandaag gekomen ?

33. ze thuis gebleven ?

34. Het begint sneeuwen

35. Hij wil terugkomen.

36. Ze mag beginnen koken.

37. Er wordt over

38. De auto is door mijn buurman

39. Ik heb hem de vraag

40. Ik (opbellen) mijn broer

41. Ik (afvragen) me of hij komt.

42. Hij heeft de krant (doorlopen)

43. Ik heb een boek te lezen.

44. Ik wil hier blijven.

45. Hij gaat naar de stad.

46. slapen !

47. we deze oefening lezen.

48. u langzaam a.u.b.

49. De vrouw, daar zit, is mijn secretaresse.

50. Ik weet niet hij morgen komt.

51. Ik weet niet hij komt.

52. Het speelgoed, je hem geeft, is gevaarlijk.

53. Hij komt morgen hij blijft niet lang.

54. Ik ga vroeg naar bed ik moe ben.

55. Ik lees het deel van uw werk.

56. Ik ben tweeëntwintig jaar

57. Mijn moeder is 43 jaar

58. De stad Brussel

59. Ze kijken de televisie.

60. Ik antwoord de vragen.

Fin de l'exercice de néerlandais "Test de niveau - Grammaire et conjugaison"
Un cours ou un exercice gratuit de néerlandais pour apprendre gratuitement le néerlandais
Tous les exercices | Plus de cours et d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Mélanges | Tests de niveau