Retourner à l'exercice
Exercice "Pronoms relatifs", créé par mariebru (exercice gratuit pour apprendre le néerlandais) :
Résultats des 232 personnes qui ont passé ce test :
Moyenne : 60.5% (12.1 / 20) Partager
Dernier membre à avoir fait un sans faute : jpr / BELGIQUE, le vendredi 04 avril à 09:48:
""
31.5% ont eu moins de la moyenne.
68.6% ont eu au moins la moyenne.
Tous les membres qui ont obtenu un 20/20 à ce test
Statistiques questions sur 232 candidats
Question 1 réussie à 70.7 %
Door het lawaai begreep de directeur niet * zijn bediende wilde zeggen.
Question 2 réussie à 64.7 %
Er was veel volk maar ik kon toch plaatsnemen op een stoel * nog vrij was.
Question 3 réussie à 70.3 %
Gaan wandelen? Dat was precies * hij wilde doen.
Question 4 réussie à 77.6 %
Hij nam het glaasje * voor hem op de tafel stond.
Question 5 réussie à 45.3 %
Petra toonde mij het kantoor * ze haar brood verdient.
Question 6 réussie à 61.6 %
Overal in zijn kamer ligt speelgoed * mijn broertje speelt.
Question 7 réussie à 40.1 %
Hij kreeg een brief van zijn dochter * hem om geld vroeg.
Question 8 réussie à 84.5 %
Het lawaai * de kinderen op straat maakten, wekte Wim.
Question 9 réussie à 44.4 %
Peter viel in een diepe slaap * hij één uur later werd gewekt door zijn moeder.
Question 10 réussie à 48.7 %
Mijn kamer is bekleed met een behang * mooie bloemen staan.
Retourner à l'exercice : Pronoms relatifs
Autres exercices pour apprendre le néerlandais
