Retourner à l'exercice
Exercice "Pronoms relatifs", créé par mariebru (exercice gratuit pour apprendre le néerlandais) :
Résultats des 431 personnes qui ont passé ce test :
Moyenne : 51% (10.2 / 20) Partager
Dernier membre à avoir fait un sans faute : jpr / BELGIQUE, le vendredi 04 novembre à 11:03:
"OUI !"
42.9% ont eu moins de la moyenne.
57.1% ont eu au moins la moyenne.
Tous les membres qui ont obtenu un 20/20 à ce test
Statistiques questions sur 338 candidats
Question 1 réussie à 60.4 %
Hij gaf zijn brood aan de eend, * ook kaas lustte.
Question 2 réussie à 37 %
De man * ze de vraag stelde, keek haar niet begrijpend aan.
Question 3 réussie à 66 %
Zijn vader, * architect is, moet de plannen van een hotelcomplex tekenen.
Question 4 réussie à 37.3 %
De vader * het kind slecht gewerkt heeft, is boos.
Question 5 réussie à 55 %
De laatste * het vliegtuig verliet, was de piloot.
Question 6 réussie à 59.8 %
Het geneesmiddel * ik nodig heb is te duur voor mij.
Question 7 réussie à 37.9 %
Dat is de directeur * ik een sollicitatiebrief heb geschreven.
Question 8 réussie à 49.1 %
Ik weet het van mijn zus, * hier een paar maanden heeft gewerkt.
Question 9 réussie à 29.9 %
Er kwam een klein meisje met een teddybeer * een armpje miste.
Question 10 réussie à 61.5 %
Het meisje * hier speelt is de dochter van mijn zus.
Retourner à l'exercice : Pronoms relatifs
Autres exercices pour apprendre le néerlandais
