Retourner à l'exercice
Exercice "Néerlandais = français (23)", créé par mariebru (exercice gratuit pour apprendre le néerlandais) :
Résultats des 127 personnes qui ont passé ce test :
Moyenne : 67% (13.4 / 20) Partager
Dernier membre à avoir fait un sans faute : isasza / FRANCE, le dimanche 26 septembre à 20:45:
"❤️"
32.2% ont eu moins de la moyenne.
67.8% ont eu au moins la moyenne.
Tous les membres qui ont obtenu un 20/20 à ce test
Statistiques questions sur 127 candidats
Question 1 réussie à 64.6 %
De * houdt zich bezig met het bergen van schapen.
Question 2 réussie à 66.1 %
Mijn vriendin heeft een huis met een * gekocht.
Question 3 réussie à 66.1 %
Het * is een mengsel van water, cement of kalk; het wordt als bouwmateriaal gebruikt.
Question 4 réussie à 67.7 %
De * is een benaming voor de periode 1890-1914 uit de Franse geschiedenis.
Question 5 réussie à 50.4 %
Een pad waarbij aan beide zijden heggen staan word een * genoemd.
Question 6 réussie à 92.9 %
Dat meisje zal zeker een * worden als ze groot zal zijn.
Question 7 réussie à 63.8 %
Een woord of een uitdrukking die enkel in België voorkomt is een *.
Question 8 réussie à 66.9 %
Een * is een korte broek tot de knieën dat tijdens de vakantie door veel mensen wordt gedragen.
Question 9 réussie à 61.4 %
Een * is een vaste kern van vlees, vis, vruchten, groente, kaas enz., omgeven door deeg en gefrituurd. Het is lekker !
Question 10 réussie à 57.5 %
Om het kindje vlugger te laten slapen zingt moeder een mooie *.
Retourner à l'exercice : Néerlandais = français (23)
Autres exercices pour apprendre le néerlandais