> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Présent [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Présent - Verbe être + pronoms personnels - Présent-avoir et être - Présent et radical des verbes - Présent-avoir - Forme progressive - Pays-Bas : Histoire du pays (41) - Imparfait-verbes réguliers
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Présent

Le présent des verbes se forme de la façon suivante :

   ATTENTION

1. A la forme interrogative, la 2e personne du singulier, perd le t : je slaapt → slaap je ?

2. les règles d'orthographe doivent être respectées.

Exemples :

wonen - ik woon

lezen - ik lees

schrijven - ik schrijf

3. Si le radical du verbe (= infinitif moins EN) se termine déjà par un T, les 3 premières personnes du singulier et la forme polie seront identiques.

 Nous essayons ?

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Présent" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Slagroom (kloppen) je met een mixer.

2. Een mobiel (bestaan) uit figuurtjes die bij elkaar aan draadjes hangen.

3. Het is mogelijk dat het (gaan) vriezen.

4. Iemand op de radio (lezen) met monotone stem een gedicht voor.

5. De fietsenmaker (monteren) een lamp op mijn fiets.

6. In het paleis (liggen) mozaïek op de vloer.

7. Hij (wonen) in de omgeving van Parijs.

8. Ik (ontcijferen) het handschrift van de dokter niet.

9. Bij het eindstation (stappen) hij uit.

10. Hij (wachten) hier op zijn broer.