> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Temps [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Phrase principale affirmative aux temps simples - Verbe régulier (tous les temps) - Phrases simples-place du verbe - Verbe irrégulier (tous les temps) - Verbe avoir (tous les temps) - Concordance des temps - Conjugaison du verbe 'rijden' - Conjugaison-temps à retrouver
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Révision - tous les temps

Ajoutez le verbe proposé aux modes et temps demandés.

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Révision - tous les temps" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

Sinds een week (zijn - présent) Bart in Den Haag. Zijn oom, die in deze mooie stad (wonen - présent), heeft hem (uitnodigen - participe passé).
Hij (komen - imparfait) 's avonds om half acht aan. Zijn tante (wachten - imparfait) op het perron. Zij (nemen - imparfait) dadelijk een taxi want Bart (hebben - imparfait) veel bagage. Een half uur later (bereiken - imparfait) ze het grote huis, waarin hij veertien dagen (doorbrengen conditionnel - présent).
De reis was vrij lang (zijn - participe passé) en Bart (gaan - imparfait) vroeg naar bed.
De volgende morgen (hebben - présent) oom hem enige van de voornaamste bezienswaardigheden laten zien. Eerst hebben ze het Binnenhof (bezoeken - participe passé) en daarna het Mauritshuis, een museum waarin hij een groot aantal prachtige schilderijen (bewonderen - participe passé) heeft. Ze zijn er een uur (blijven - participe passé).
Toen (krijgen - imparfait) ze honger. Na iets (eten - participe passé) te hebben, hebben ze een lange wandeling (maken - participe passé). Bart was (verwonderen - participe passé) dat hij zoveel fietsen op straat (zien - imparfait). Maar men zou ook veel moeite hebben, als men al de auto's (willen - imparfait) tellen, die (voorbijrijden - imparfait).
Gisteren heeft Bart een brief (ontvangen - participe passé) van zijn ouders; over vijf dagen (moeten - présent) hij naar België vertrekken. Het volgende jaar (zullen - présent) hij misschien naar Engeland gaan.