> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Pronominaux | Pronoms [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Verbes pronominaux-pronoms - Verbes pronominaux-zich ou elkaar? - Verbes pronominaux-zich ou elkaar? - Verbes pronominaux-pronoms - Verbes pronominaux-pronoms - Verbes pronominaux - Verbes pronominaux-pronoms
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Verbes pronominaux - zich ou elkaar ?

Zich ou elkaar ? Ajoutez la forme qui convient.

Avancé Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Verbes pronominaux - zich ou elkaar ?" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Vader scheert met een scheerapparaat.

2. Die twee vriendinnen hebben juist afscheid genomen en toch bellen ze opnieuw op.

3. Vrienden die ontmoeten,


4. kussen op de wang.

5. Er zijn tijden geweest dat de mensen bijna niet wasten.

6. Karel geneerde voor zijn ouderwetse jas.

7. Clara hechtte aan haar nieuwe vriendin.

8. Paula en Roberta hebben drie weken geleden ontmoet.

9. Piet heeft vandaag vrijgemaakt.

10. Henry spande in om de kleine lettertjes te kunnen lezen.