> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Confusions [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Essayer - Exprimer ses goûts - Geleden, verleden ou vorig? - Assurer-s'assurer - Traduction de 'de' - Verbes 'Kennen' et 'Kunnen' en néerlandais - Paronymes - Zo-zoals-zo... als?
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Huis ou thuis

'HUIS'   OU   'THUIS' 

 * Le substantif 'huis' est utilisé pour désigner le bâtiment où vivent les gens. Le pluriel est 'huizen' = 'des maisons'

Exemple : Eskimo's wonen in huizen gemaakt met ijs. Les esquimaux vivent dans des maisons de glace.

* 'thuis' est un adverbe de lieu.

Exemple : Haar kinderen zijn al thuis. Ses enfants sont déjà à la maison.

À vous de faire le bon choix ! Bonne chance  ! 

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Huis ou thuis" créé par ilona2 avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de ilona2]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1.
Ben je altijd later huisthuis Je ne sais pas dan jouw man ?

2.
Zodra de maaltijd voorbij was, is hij naar huisthuis Je ne sais pas teruggekeerd.

3.
Onze vriend heeft altijd uitstekende wijntjes in huisthuis Je ne sais pas.

4.
Ik denk dat jullie morgenavond niet huisthuis Je ne sais pas zijn.

5.
Voor de zomervakantie hebben mijn vrienden een mooi huisthuis Je ne sais pas in het zuiden van Frankrijk gehuurd.

6.
Na het eten in het restaurant haastten ze zich terug naar huisthuis Je ne sais pas.

7.
Alleen huisthuis Je ne sais pas ben ik soms een beetje droevig.

8.
In die flat heeft haar echtgenoot zich nooit huisthuis Je ne sais pas gevoeld.

9.
Ik zoek een huisthuis Je ne sais pas met twee badkamers.

10.
Zouden jullie tijdens de vakantie op ons huisthuis Je ne sais pas willen passen ?