> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Infinitif [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Double infinitif - Infinitif-mode infinitif ((te) + verbe) - Proposition infinitive - Vincent Van Gogh - Double infinitif - Infinitif-mode infinitif ((te)+ verbe) - Infinitif employé comme nom - Infinitif-mode infinitif ((te)+ verbe)
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Infinitif - mode infinitif ((te) + verbe)

Pour chaque phrase, deux constructions : une seule est bonne.

A vous d'indiquer simplement 1 ou 2, selon votre choix.

Intermédiaire Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Infinitif - mode infinitif ((te) + verbe)" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. 1. Je moet proberen begrijpen wat je opschrijft /2. Je moet proberen te begrijpen wat je opschrijft



2. 1 Hij zei de kinderen te gaan slapen / 2. Hij zei de kinderen gaan slapen.



3. 1. Hier bleef ik logeren. / 2. Hier bleef ik te logeren.



4. 1. In het bosje achter in de tuin ging hij een mooi denneboompje uitgraven. / 2. In het bosje achter in de tuin ging hij een mooi denneboompje uit te graven.



5. 1. 500.000 jaar geleden begon de homo erectus Afrika verlaten. / 2. 500.000 jaar geleden begon de homo erectus Afrika te verlaten.



6. 1. Juliaan begon hevig te hoesten. 2/ Juliaan begon hevig hoesten.



7. 1. Ik wens die hond hier niet in de keuken hebben. / 2. Ik wens die hond hier niet in de keuken te hebben.



8. 1. We zijn gewend vroeg op te staan. 2/ We zijn gewend vroeg opstaan.



9. 1. Carla bleef hardnekkig doorgaan met kletsen. / 2. Carla bleef hardnekkig door te gaan met kletsen.



10. 1. Kun je jullie huis te beschrijven ? / 2. Kun je jullie huis beschrijven ?