> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Dates [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Jours (les)de la semaine - Mois (les) - Temps (qui passe) - Date (la) - Temps (qui passe)- jours - Temps (qui passe) - Jours (les)de la semaine - Temps (qui passe)- mois
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Nederlands niveau A1 - Dagen: gister, maandag...

Lorsque vous répondez aux questions ci-dessous, il faut supposer qu'on est aujourd'hui au milieu de la semaine de travail. Répondez à toutes les questions ci-dessous en gardant cela à l'esprit !

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Nederlands niveau A1 - Dagen: gister, maandag..." créé par anonyme avec le générateur de tests - créez votre propre test !
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Eergisteren was het maandagweekdinsdagmaanddagJe ne sais pas.

2. Gister(en) was het vrijdagweekdagdinsdagweekendJe ne sais pas.

3. Vandaag is het weekendmaandagwoensdaggisterJe ne sais pas.

4. Morgen is het donderdagdonnerdagdinsdagvrijedagJe ne sais pas.

5. Overmorgen is het zaterdagvrijedagvrijdagJe ne sais pas.

6. Vrijdagavond begint het zaterdaggisterdagfeestdagweekendJe ne sais pas.

7. Het weekend telt twee wekenvrije dagenvrijdagenJe ne sais pas waarop ik niet hoef te werken.

8. Want zonnige dagenweekdagenzaterdag en zondagzaterdag en zonnigdagJe ne sais pas hoef ik niet te werken!

9. WerkdagZaterdagEerste kerstdagJe ne sais pas doe ik inkopen.

10. Maandagochtend begint alweer een nieuwe feestweekdonnerdagwerkweekJe ne sais pas. Het weekend duurt altijd te kort!