> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Particules [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Verbes à particules - Particule (la) : IN - Particule (la): AAN - Particule (la): MEE - Particule (la) : DOOR - Particule (la): AF - Particule (la): NA - Particule (la): UIT
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Particule (la): WEG - cours

La particule WEG.

Les particules jouent un grand rôle dans la construction d'un verbe.

Les principales particules sont aan - af - bij - door - in - mee - na - om - onder - op - over - tegen - terug - uit - voor - weg.

Suivant leur signification propre, elles modifient le sens du verbe auquel elles sont ajoutées.

Ajoutez le bon participe passé.

Intermédiaire Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Particule (la): WEG - cours" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Waar is toch mijn boek ? Heb je het weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas ?


2. Na het ongeval is de auto vlug weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.


3. Mia wil altijd arme mensen helpen en ze heeft al haar zakgeld weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.


4. Die papieren waren niet belangrijk en de secretaresse heeft ze weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.


5. Het was al 5 uur ! Waarom was Bertha weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas ?


6. De kinderen hebben de afwas weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.


7. Die jongens hebben iets in de winkel weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.


8. Mia is bang voor diefstal; ze heeft haar geld weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.


9. De ober heeft de politieagent geroepen : een man is weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas zonder te betalen.


10. De secretaresse heeft het dossier op haar computer weggeblevenweggegaptweggegevenweggelopenweggenomenweggeredenweggeschrevenweggestoptweggeworpenweggezet Je ne sais pas.