> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Présent [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Présent - Verbe être + pronoms personnels - Présent-avoir et être - Présent et radical des verbes - Présent-avoir - Présent - Forme progressive - Pays-Bas : Histoire du pays (41)
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Présent

Kies het gepaste werkwoord.

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Présent" créé par anonyme avec le générateur de tests - créez votre propre test !
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. De kinderen dragengaanspelenJe ne sais pas met hun hondje.

2. De juf heeft de leerstof langzaam uitgelegd zodat de hele klas de oefening slaagtneemtbegrijptJe ne sais pas.

3. Jan laatrijdtkooptJe ne sais pas niet naar de stad zonder zijn vrienden

4. De baas van het bedrijf kanpraatisJe ne sais pas nogal streng.

5. Ik kijkpraatluisterJe ne sais pas nooit met hem.

6. Die jongens wordenkunnenzijnJe ne sais pas nog niet zwemmen.

7. Wat gebeurt er als ik niet benstudeerkomenJe ne sais pas ?

8. De families hurennemenlenenJe ne sais pas samen een huisje.

9. Het land waar ik op vakantie zetdoorbrenggaJe ne sais pas is heel mooi.

10. Je kanspreektzalJe ne sais pas nu al wat vlotter Nederlands spreken.