> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Présent [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Présent - Verbe être + pronoms personnels - Présent-avoir et être - Présent et radical des verbes - Présent-avoir - Présent - Forme progressive - Pays-Bas : Histoire du pays (41)
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Présent - règles d'orthographe

Conjuguez au présent.

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Présent - règles d'orthographe" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Ons zorgsysteem (functioneren) heel goed.

2. Marie (blijven) op haar vader te wachten.

3. Maar tot nu toe (komen) hij niet.

4. De dirigent (geven) de maat aan.

5. Een medewerker van de dierenbescherming (indiceren) de nodige hulp voor dieren in nood.

6. De soep (pruttelen) nog een kwartiertje, en daarna gaan we eten, zegt moeder.

7. De naald van het kompas (wijzen) naar het zuiden.

8. In de zomer (amuseren) ik me met tal van sportieve outdooractiviteiten.

9. Bartje (klimmen) over het hek om op tijd te komen, maar dat is toch gevaarlijk!

10. Tom, de hond (blaffen) veel,

11. maar hij (bijten)nooit.