Apprendre le néerlandais > Cours & exercices de néerlandais > test de néerlandais n°48401 : Révision cours intermédiaire -(2ème partie)

	> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : \| Tests de niveau [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Test de niveau-Grammaire et conjugaison - Révision cours débutants (1ère partie) - Bilan N°1 - Bilan N° 2 - Révision cours débutants (3ème partie) - Test de niveau : Verbes d'action - Révision cours intermédiaire (1ère partie) - Révision cours débutants (2ème partie)
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Révision cours intermédiaire -(2ème partie)

Avec ce deuxième test, nous poursuivons la révision du cours 'intermédiaire'.

Le test est relativement long, comptez 20 à 30 minutes pour le réaliser.

Cet exercice n'est pas difficile, il demande simplement un peu de réfléxion et d'attention.

Bonne chance !

Intermédiaire Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Révision cours intermédiaire -(2ème partie)" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

Pour insérer facilement des caractères accentués :

1. Le passif : Transformez les phrases de la voix active à la voix passive.

Droogte teistert vaak Afrikaanse landen.

De lessen hebben Mick's zwemtechniek verbeterd.

Palen stutten de brug.

Als het erg glad is, strooit men zout op de wegen.

De agent betrapte de fietsendief.

2. Participe présent : Transformez en utilisant un pronom relatif.
een lopend kind
een staande vrouw
een zingend meisje
een lachende man
een werkende bediende

3. Discours indirect : Transformez les phrases du discours direct au discours indirect.
Hij vroeg ons : 'Hebben jullie mijn broer gezien ?'.
Bart zei : 'Ik heb een hekel aan honden'.
Nu zegt hij 'Ik vraag een hond voor mijn verjaardag'.

Anneke zegt ' Ik zal daar graag wonen'.
Ze zei 'Je mag hier blijven staan'.

4. Les adverbes : ajoutez l'adverbe dans la phrase, attention il peut être nécessaire de le transformer.
vlug - Hun ploeg speelt dan wij.
goed - Die kinderen werken op school.
gewoon - Ik ga naar zee.
dus - Hij zwijgt, het is waar.
hard - Hij heeft vandaag gewerkt dan gisteren.

5. Pronoms personnels : Ajoutez je, jij, jou ou jouw.
We gaan naar de zee, maar niet
Op wie kun nog betrouwen ?
Dat is niet mijn boek maar boek.
Wie heeft dat gezegd ? ?
Geef me boek.

6. Adverbes pronominaux : Supprimez le complément et remplacez-le par un adverbe pronominal.
Ze hebben in dat huis een pension gevestigd.
De kat ligt onder de tafel.
Mijn directeur spreekt vaak over politiek.
Hij speelt met zijn treintje.
Ik droom van de vakantie.

7. Verbes pronominaux : Ajoutez zich ou elkaar.
Kevin en ik kwamen op vakantie in Franrijk tegen.
Peter wast niet graag.
Als hij ziek is, voelt hij vaak slap.
Hebben we al ontmoet ?
Ze hebben misrekend.

8. Proposition infinitive : Recopiez les phrases en ajoutant, si nécessaire, TE.
Mijn schoenen beginnen slijten.
Ik zal proberen je iedere dag schrijven.
Naar een film kijken is een plezier.
Ze zit aan tafel een brief schrijven.
Ik begin van hem houden.

9. Le génitif : Transformez les phrases pour obtenir un génitif.
De vader van Victor wilde zijn vriend helpen.
De moeder van Anna is ziek.
De auto van Karel is kapot.
Ik houd niet van de blauwe periode van Picasso.
De schilderijen van Rubens zijn mooi.

10. Ecrivez correctement le mot en couleurs.
Hier spreken we nederlands.
smorgens gingen we naar Brussel.
Hoeveel firma zijn er in deze streek ?
Heb je al kangoeroe gezien ?
De financieel toestand van die banken zijn goed.

Relisez vos réponses et passons à la correction.

Fin de l'exercice de néerlandais "Révision cours intermédiaire -(2ème partie)"
Un cours ou un exercice gratuit de néerlandais pour apprendre gratuitement le néerlandais
Tous les exercices | Plus de cours et d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Tests de niveau