> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Auxiliaires [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Présent-avoir et être - Auxiliaires : hebben ou zijn? - Auxiliaires de mode (1) - Auxiliaires de mode - Auxiliaires de mode (2) - Auxiliaires de mode (3) - Zijn/Hebben - Verbe avoir (tous les temps)
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Verbes auxiliaires (conjugaison)

Ajoutez la forme verbale demandée.

Vul de goed vorm van het gevraagde hulpwerkwoord.

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Verbes auxiliaires (conjugaison)" créé par mariebru avec le générateur de tests - créez votre propre test ! [Plus de cours et d'exercices de mariebru]
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Moeder vraagt aan Peter : "(willen) jij je kamer opruimen ?

2. Jan (kunnen) niet goed luisteren.

3. Anna (zullen) morgen zeker komen.

4. Linda (mogen) niet roken van haar moeder.

5. Honden (mogen) op straat niet los lopen.

6. Peter (willen) een nieuw boek kopen.

7. (Willen) u melk in je koffie ?

8. (Kunnen) je dit pakje opsturen ?

9. (Mogen) Julia de auto van haar moeder lenen ?

10. U (zullen) zeker je huiswerk kunnen doen.