> Plus de cours & d'exercices de néerlandais sur les mêmes thèmes : | Contractions [Autres thèmes]
	> Tests similaires : - Nom-diminutifs - Nom : diminutifs - Nom-diminutifs - Nom-diminutifs - Nom-diminutifs - Diminutifs - Nom-diminutifs - Nom-diminutifs
	> Double-cliquez sur n'importe quel terme pour obtenir une traduction...

Diminutifs

Ecrire le mot qui est entre parenthèses au diminutif.

Les phrases forment une petite histoire.

Débutants Tweeter Partager
Exercice de néerlandais "Diminutifs" créé par anonyme avec le générateur de tests - créez votre propre test !
Voir les statistiques de réussite de ce test de néerlandais

Merci de vous connecter à votre compte pour sauvegarder votre résultat.

1. Ik zal je een (geheim) vertellen.

2. Gisteren heb ik een (jongen) ontmoet.

3. Hij had een (Valentijnskaart) in zijn hand.

4. Hij zag er dolblij uit, hij keek naar het (tekening) die zijn liefje op het karton had getoverd.

5. Toen hij zag dat ik naar hem keek heeft hij het vlug in zijn (tas) gestopt.

6. Ik dacht een (poos) na en vroeg hem of ik hem had gestoord.

7. Hij keek me niet eens aan en liep vlug weg, waarschijnlijk was hij te laat voor een (eten) met zijn schatje, dacht ik!

8. Ik volgde hem in het (straat) , ik wou er meer over weten.

9. Hij stopte naast het (dorpskerk) en keek hoe laat het was op zijn uurwerk

10. Ineens kwam een meisje naar de jongen. En toen herkende ik haar... het was mijn (dochter) !